Het overvalt hem. Onze 18-jarige is de drempel van de MBO-school nog niet over of een fontein van vragen spuit over hem heen. Wat voor opleiding wil je gaan doen? Wat doe je nu? Wat voor stages heb je al gelopen? Wat zijn je interesses? Waarom kom je naar deze school? Wat wil je bereiken met een opleiding?

Onze (stief)zoon vindt een vervolgopleiding kiezen behoorlijk lastig. Een paar opleidingen lijken hem misschien wel interessant, maar om nu al na te denken over perspectief op werk, de vakken die je krijgt en het huiswerk dat erbij hoort… Tijdens de open dagen maakt hij eigenlijk pas voor het eerst kennis met zijn toekomstige vak en vakgenoten.

Ieder vak heeft een eigen taal

Als je een vak gaat leren, leer je ook de taal die erbij hoort. Begrippen en woorden waar je nooit eerder van gehoord had of de betekenis niet van wist. Zodra je gaat werken, praat je met je vakgenoten – collega’s, leveranciers, specialisten – over je vak en de bijbehorende specifieke werkzaamheden in je eigen vaktaal.

Vaktaal heb je nodig om elkaar te begrijpen en goed te kunnen samenwerken.

Als je in de horeca werkt zijn mis en place, juliënne snijden en mastiek maken begrippen die de chef-kok en zijn medewerkers dagelijks gebruiken. Als je in de bouw werkt, vraag je om de bestekken (en nee, dat zijn niet de gereedschappen aan onze tafel) omdat je wilt weten hoe de klimaatbeheersing geïnstalleerd moet worden.

Vaktaal kan afstoten

Het is niet altijd voordeling om vaktaal of vakjargon te gebruiken. In de communicatie met buitenstaanders – je klanten, relaties, financiers – kun je beter niet in vaktaal praten of schrijven. Je gesprekspartners spreken deze taal namelijk niet. Grote kans dat de kern van je boodschap door het gebruik van specifieke woorden niet goed overkomt. Het kan zelfs zijn dat je helemaal langs iemand heen praat of je gesprekspartner afstoot.

In mijn vorige functies als projectmanager en beleidsmedewerker was ik helemaal thuis in projectmatig werken, kick-off-meetings en mijlpalen. Bij de managementlagen van de organisatie kon je deze termen zonder problemen over tafel laten gaan. Ik dacht eerlijk gezegd dat het ook nodig was om te laten zien dat je deskundig bent. Maar bij overleggen waarin medewerkers van de werkvloer zaten, merkte ik dat het ook ergernis kon oproepen als je het had over het creëren van draagvlak of over business cases die goedgekeurd moesten worden.

Vaktaal kan ingeburgerd raken.

Vaktermen sluipen dan het dagelijkse taalgebruik binnen. Zo hebben veel mensen het tegenwoordig over diabetes in plaats van suikerziekte. De term sociale media is er niet meer alleen voor online marketeers, half Nederland weet wat het is en gebruikt het dagelijks. Ook juridische taal als een pleidooi houden en verstek laten gaan zijn ingeburgerde begrippen.

Ik heb één advies: vermijd vaktaal.

Gebruik vaktaal alleen in de communicatie met je vakgenoten. Val buitenstaanders er niet mee lastig en zorg voor natuurlijke taal die je doel bereikt. Gebruik dagelijkse Nederlandse (spreek)taal, taal die iedereen verstaat en begrijpelijk is.

Hoe herken je vaktaal?

Dat is nog weleens lastig. Je hebt als specialist vaak zelf niet meer door dat je in vaktaal spreekt. Je kunt het wel op een aantal manieren checken:

  • Zoek het woord op in De Dikke van Dale. Als het hier niet in voorkomt, is het in ieder geval vaktaal.
  • Als de vakterm wel in het woordenboek voorkomt, maar je twijfelt of het begrijpelijk Nederlands is, kijk dan eens in het synoniemenwoordenboek naar alternatieven. Misschien vind je er termen die gebruikelijker zijn.
  • Vraag iemand uit je omgeving, die niets weet over jouw vakgebied, om je tekst eens te lezen of aan te horen en vraag hem wat hij ervan begrepen heeft.

Misschien moet je weleens een vakterm gebruiken, omdat er bijvoorbeeld geen goed Nederlands alternatief voor is. Leg de term de eerste keer dat je deze gebruikt uit in eenvoudige, begrijpelijke bewoordingen. Daarna kun je de term blijven gebruiken in je tekst.

Voor vaktaal kun je kiezen, net als voor een vak. Wij gaan de komende tijd nog maar eens een paar open dagen bezoeken.